-
1 im Examen bestehen
im Examen bestehen -
2 bestehen
bestehen♦voorbeelden:vor jeder Kritik bestehen • elke kritiek doorstaanII 〈 overgankelijk werkwoord〉 -
3 Prüfung
Prüfung〈v.; Prüfung, Prüfungen〉♦voorbeelden:eine eingehende Prüfung • een grondig onderzoekdie Prüfung in Latein • het examen Latijn -
4 Auszeichnung
Auszeichnung〈v.〉♦voorbeelden: -
5 absolvieren
absolvieren♦voorbeelden:das Gymnasium absolvieren • het gymnasium doorlopenein Pensum absolvieren • een taak, opgave afwerkeneine Prüfung absolvieren • voor een examen slagen -
6 die Prüfung mit Auszeichnung bestehen
die Prüfung mit Auszeichnung bestehenWörterbuch Deutsch-Niederländisch > die Prüfung mit Auszeichnung bestehen
-
7 durchkommen
durchkommen1 erdoor, er doorheen komen♦voorbeelden:1 〈 figuurlijk〉 der Chef kommt immer wieder bei ihm durch • steeds weer laat hij merken, dat hij de chef ises war nicht durchzukommen • er was geen doorkomen aan
Перевод: с немецкого на все языки
со всех языков на немецкий- Со всех языков на:
- Немецкий
- С немецкого на:
- Нидерландский